Passages in de literatuur over de naam "Schultinge"

Uit "Het jaarboek van het CBG 2000

“De veertiende-eeuwse zegels. In de eerste helft van de veertiende eeuw verschijnen de eerste zegels van seculiere geestelijken in Groningen en het Gorecht: Thomas, Symon en Nohannes, pastoors van de Martinikerk te Groningen (1311), Frethericus, pastoor te Noordlaren (1332), Johannes, pastoor van de A-kerk te Groingen (1311 en 1332), Henricus Sculto, zoon van Ciso, pastoor te Haren (1337 en 1341, drie vogels 2-I*)………………..”
Bijbehorende voetnoot bij *:A.N. de Vos van Steenwijk, Het geslacht De Vos van Steenwijk in het licht van de geschiedenis van de Drentse adel (Assen/Amsterdam 1976) 138-139 rekent hem waarschijnlijk terecht tot het geslacht Schultinge te Eelde maar geeft hem als vader Bole van Eelde, wat niet juist kan zijn. Het wapen dat hij aan deze familie toeschrijft, is echter dat van de niet-verwante vijftiende-eeuwse Schultinges, hoofelingen te Bedum en Scharmer, die  hij ten onrechte bij het Eelder geslacht behandelt. Het wapen van Henricus wijst wellicht eerder op verwantschap met de Van Eeldes (Ibidem, 112-113)

Uit: "De Ommelander borgen & Steenhuizen", auteurs: dr. W.J. Formsma, R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A. Pathuis, uitgegeven in 1973

  • 29 “de jonkers”: “……Andere stads-Groningse geslachten welke Ommelander borgen betrokken, werden wel in de adel opgenomen…….Opgang heeft ook gemaakt het geslacht Verrutius (Verruci) Gerlacus Verrutius was in het midden der 16e eeuw rector der A-school. Zijn zoon Hieronimus werd syndicus der Ommelanden. Nakomelingen verkregen Schultinga bij Bedum en raakten verwant aan de adel. Zo kon het gebeuren, dat Gerlacus Veruci in 1678 voorkomt als jonker en heer op Schultinga.….”
  • 381 “over Nittersum bij Stedum”: “….De geschiedenis van de 15e eeuw is duister. In het midden van die eeuw treffen we wederom een Epe Nittersum(ma) aan, in 1464 en in 1470, en daarnaast Ondel of Andelof Nittersum in 1458 en 1464. Deze Andelof is in 1471 gestorven en op het koor in de grafkelder van de kerk te Stedum begraven. Men neemt wel aan, dat hij of zijn Eppo getrouwd was met Bywe Schultinga. Bewijzen daarvoor hebben we niet…….”
  • 333 “over Dijksterhuis bij Pieterburen”: “…..Zoals gezegd maakte Ode in 1448 een testament. Daarbij schonk zij legaten aan allerlei geestelijke instellingen en personen. Verder ‘ontkende’ zij Luywert Schultinge voor haar ‘rechte’ erfgenaam. Hoewel ontkennen ook erkennen kan zijn, lijkt het waarschijnlijker, dat zij hem niet erkende. Overigens wordt daardoor de zaak van haar erfenis niet duidelijker. Deze erfenis is aan haar vier nichten gekomen, waarvan in elk geval drie dochters waren van haar oom Luywert Schultinge voornoemd. Ook is zeker, dat zij in 1464 aan Johan Rengers van ten Post mede ten behoeve van diens zoon Dutmer schonk haar huizinge en heminge to Dijke met bijbehorende landen en rechten overeenkomstig Johans huwelijksbrief met wijlen Frouke (Schultinge), haar nicht. Al is er veel onduidelijk, dan is toch wel zeker, dat het huis ten Dijke aan de familie Rengers is gekomen. Het is mogelijk, dat Johan of zijn zoon Dutmer het koor van de kerk gebouwd hebben. In de gewelven bevinden zich heden ten dage nog de wapens Rengers en Schultinge…….”
  • 348 “over het huis te Scharmer”: “………Ook al waren de goederen van Dutmer Rengers en zijn vrouw in drieën verdeeld, zijn zoon Johan, die Scharmer erfde, had nog genoeg om een rol te kunnen spelen. Bovendien kreeg hij door zijn huwelijk met Frouke Schultinge, een dochter van Lywert Schultinge, nieuwe bezittingen erbij. In 1464 zou hij nog met zijn zoon Dutmer Dijksterhuis erven van Ode Fonte ten Dijke……”

"Register Feith" (=Register van het Archief van Groningen), door Mr. H.O. Feith, archivaris der Provincie Groningen, uitgegeven in 1865

  • deel I.1. blz 252, 1674 nr. 34: Aankondiging van den geregtelijken verkoop van de borg Schultinga onder Bedum met de daarbij behoorende regten. 8 Mei.
  • deel I.1. blz. 25 (inlegvelletjes), 1452 nr. 12: Verzegeling, waarbij Ludeken Scultink aan de abdis te Essen overdraagt haar aandeel  in de aalstal genaamd Sysinge stall, gelegen in het Westerdiep te Dilcht.
  • deel I.1. blz. 47, 1498 nr. 30: Verzegeling, waarbij burgemeesteren en raad der stad Groningen, prelaten, hoefftlingen en eigenerfden der Ommelanden beloven Reloff van Ewesum, Lyuert Schultinge en Eltet to Lellens, ‘scadeloes ende vrij to holden van soedaene ghiselscop dair se ijnne sijnt ende staen den hoefftmans ende capiteijns van den knechten nu to Adewert liggende.’ Zondag tot Paaschachten.
  • deel I.1. blz. 21, 1441 nr. 11: Verklaring van Henric Schultinc, dat hij het klooster van Essen vrij stelt van de betaling der tienden uit een stuk land gelegen over den slote. Daags na St. Ambrosius.
  • deel 4. blz. 228, 1676 nr. 20: Verzegeling, waarbij Jr. Hendrik van Steenhuijse op Folkerda, met kapitein Gerlacus Verruci en vrouwe Dorothea van Walta onderling verdeelen de geregtigheden, vallende op den borg Schultinga. 11 Februarij.
  • deel 4. blz. 237, 1678 nr. 18: Verzegeling eener overeenkomst tusschen Jr. Henric van Steenhuise, heer op Folkerda, Jr. Bernhard van Besum, heer op Thedema, en Jr. Gerlacus Verruci, heer op Schultinga, over de bediening der schepperij van Innersdijk, 22 Februarij.
  • deel 1. blz. 314, 1509 nr. 9: Huwelijkscontract tusschen Steuen Banijnghe of anders ter Borch genaempt, en Gese, weduwe van Henrick Schultijnghe. Maandag na St. Franciscus.

Uit de genealogie van Johan Homan

Johan Homan, geboren circa 1390, overleden na 1456 te Yde.
De ordelen van de Etstoel vermelden dat Johan Hoveman in 1426 borg was voor Geert Bezueden in de kwestie met de buren van Zeegse. Op de hoofdgelden lijst wordt Johan Haueman te Zeegse/Taarlo vermeld in 1430. In 1430 dient nogmaals de zaak Homan – Bezuden voor de etstoel (FOE 15).
In 1441 was er sprake van een kwestie tussen Homan en Jacob Schultinge: “js verwijst vann den dardenn penninck gheen goet offte beeste affgepandet heft ende pantweringhe dede”………………..

bron: Afstammelingen van Homan, Johan